Alleen Sparta had deze luchtacrobaten
26-05-21
Grote kans dat de Duits-Nigeriaanse Sparta-doelman Maduka Okoye er geen idee van heeft welke vier uitzonderlijke luchtacrobaten hem ooit in de goal op Het Kasteel zijn voorgegaan. Viermaal fluwelen élégance, bijna sexy. Keepers die nog zweefden. En altijd klem.
Eigenlijk zouden Henk Fraser en Henk van Stee dat eens aan Okoye moeten vertellen, want er is geen voetbalclub in Nederland waar zóveel theaterschoonheid onder de lat te zien is geweest als bij Sparta: Wim Landman, Tonny van Leeuwen, Pim Doesburg en Jan van Beveren.
Vorig jaar stierf de laatste, Pim Doesburg. De eerste, Wim Landman, zou in april 2021 honderd jaar geworden zijn. Van de andere twee werd Tonny van Leeuwen slechts 28, terwijl Jan van Beveren zich later verbitterd aan het zicht van Nederland onttrok en in het Amerikaanse Dallas een handel in postzegels begon. Landman en Van Leeuwen stierven ook nog eens een tragische dood, zoals wel vaker helden ten onder gaan.
Het viertal keepte op Het Kasteel in twee perioden: 1949 – 1953 (Landman) en 1961 – 1980 (de andere drie). Doesburg het langst. Wel na een merkwaardig verlopen rivaliserende onderlinge heroïek. Eerst met de geleedpotige Van Leeuwen. Drie jaar later met a new kid on the block: Van Beveren. In de zestiger jaren had Sparta ineens drie nieuwe spectaculaire Wim Landmannen in huis. Toen, in het brillantinetijdperk, vond iedereen dat normaal. Pas nu, met het doordraaien van de tijd, ziet men met terugwerkende kracht de extravaganza ervan.
Okoye moest eens weten.
Tonny van Leeuwen en Pim Doesburg zijn middenoorlogskinderen en Jan van Beveren een babyboomer. Er zit vijf jaar tussen. Alle drie een identieke sobere opvoeding in een Nederland dat herrijst. Hun moeders maken nog hun eigen stoepje schoon. Alleen school en voetbal tellen. Er is niks anders. Van Leeuwen woont in Gouda, Doesburg in Nieuw Mathenesse vlak bij Het Kasteel en de geboren Amsterdammer Van Beveren in het voor hem veel te stille Drenthe.
Dat gemis haalt Van Beveren later in. Zodra hij op Het Kasteel het rijk alleen heeft, en Van Leeuwen inmiddels bij GVAV en Doesburg bij PSV keept, gaat hij op zoek naar de lach en met luisterlust naar de mooie verhalen. Hij vindt ze in Café Jan Linssen aan de Oude Binnenweg. Jan van Beveren komt er graag.
Na elke vrijdagtraining rijdt hij zijn auto de naastgelegen Jacobusstraat in, waar op de hoek een koopman staat met bloemen. Voor een kwartje houdt Ab Anjelier voor de Sparta-doelman een plekje vrij. Daarna kan bij Jan Linssen het feest beginnen. De 20-jarige Jan van Beveren te midden van journalisten, parlevinkers, koppelbazen, voetballers, uitsmijters en katvangers. Hun gezamenlijke ideeënrijkdom is groot en hun humor verpletterend. Dat is even wat anders dan Drenthe.
Eén man voert bij Linssen de boventoon: Henk Kranendonk. De inner circle kort zijn naam af: Kraan. Een bohémien die op de pof leeft. In de rangorde van de havenrommelaars de gewiekste. ‘’Hoog intelligent, geestig en tricky’’, zei Coen Moulijn, ‘’maar’’, voegde Jan van Beveren eraan toe. ‘’Je lachte je het lazarus.’’
In 1981 wordt Kraan gevonden in een sloot en als een onbekende zeeman begraven. Helden sterven een tragische dood.
Zijn buurjongen in Nieuw Mathenesse was Pim Doesburg. De wereld is klein.
Van het drietal jonge prijsduiven op Het Kasteel is Pim Doesburg de enige Spartaan van kinds af aan. Op de dag dat hij zich in de zomer van 1955 aan de hand van zijn vader als lid aanmeldt bij administrateur Nederlof in het kantoortje aan de zijkant van de oude staantribune van Het Kasteel is hij 12 jaar. In de goal bij Sparta staat Andries van Dijk. Niveau: betrouwbare degelijkheid. Een clubkeeper. Geen show. Wel altijd een mascotte in zijn goal: een aapje. De omringende dames vonden hem een mooie man: vroeg grijs.
Van Dijk is sinds 1954 de definitieve opvolger van Wim Landman.
Pas zeven jaar later, in het seizoen 1961-1962, voelt hij dat zijn jonge aanstaande opvolgers aan het stuiteren zijn. Van Leeuwen harder dan Doesburg. En toch zijn ze dan even oud: 19 jaar. Van Leeuwen wint en Van Dijk wordt getransfereerd naar Feyenoord om achter Eddy Pieters Graafland aanhoudend kansloos te zijn.
Pim Doesburg kijkt op de leeftijd van 12 jaar hoog op tegen Andries van Dijk. Maar hij heeft nog een groter idool. Dat is Wim Landman. Hem zien is het zondagscadeau voor de 7-jarige Doesburg, die dan nog geen lid van Sparta is. Een jongenstribunekaartje ingang Spaansebocht kost in die jaren vijftig cent.
Zelfs als Landman in 1954 via het korte wilde profvoetbal bij Sportclub Rotterdam en de Flamingo’s bij de invoering van het betaalde voetbal in de goal belandt van het Haagse Holland Sport koopt Doesburg af en toe een treinkaartje en spoort naar Den Haag om op Houtrust de echte Zwarte Panter te zien. Landman is dan al 33 jaar. ‘’Hij was de enige keeper met een Michelin-ster. Zijn concurrenten Kraak en De Munck konden niet aan hem tippen. Op de veldjes deed ik hem na. Huizenhoog heb ik tegen die man opgekeken’’, zei Doesburg.
‘Hoog intelligent, geestig en tricky’
Tonny van Leeuwen heeft geen idool. Een beetje Frans de Munck zou hij later zeggen. Maar die naam valt voor Van Leeuwen slechts in de radioverslagen van het Nederlands elftal uit de mond van ir. Ad van Emmenes. Alles is dan nog ver weg. Ook de afstand die Van Leeuwen als puber drie dagen per week overbrugt tussen Het Kasteel en Gouda, waar hij woont.
Hans de Koning, linkshalf van Sparta, heeft hem ontdekt bij de semiprofclub ONA en in handen gespeeld van assistent-trainer Piet de Visser. Snel daarna speelt Tonny van Leeuwen op een van de twee bijvelden van Het Kasteel in A1. Velden waar nooit gras groeide. Doesburg moet met A2 genoegen nemen. Van Leeuwen heeft namelijk iets meer torso. Hij traint privé met halters in alle soorten en maten en ze zijn bekostigd door Heinz Michaelis van de dassenhandel.
Er financieren op de achtergrond wel meer zakenlui uit de herenkledingbranche waarmee Sparta is omzoomd. Tien jaar eerder ritselen de briefjes van honderd aan de Crooswijkseweg in het pand van sokkenhandelaar Jaap Vollebregt, waar Sparta die avond zelfs twee internationals tegelijk aan de haak slaat. Van DCV uit Krimpen aan den IJssel komt Rinus Terlouw en van buurman Neptunus Wim Landman. Het is amateurtijd. Transfers zijn verboden, maar Het Rotterdamsch Nieuwsblad heeft de truc door en rijmt:
Sparta in het nauw,
koopt Landman en Terlouw.
Als de net 17 jaar geworden Tonny van Leeuwen op 1 mei 1960 door een blessure van Andries van Dijk in de thuiswedstrijd tegen DWS/A op Het Kasteel debuteert (0-0) is Jan van Beveren 12 jaar. Hij woont in Emmen. Zijn vader, ooit een bekend Nederlandse atleet die deelnam aan de Olympische Spelen van 1936 in Duitsland, werkt er als sportjournalist bij de Emmer Courant. Maar Emmen is een salto mortale voor Jan van Beveren en ook voor zijn drie jaar oudere broer Wil, want ze zijn in Amsterdam-Zuid bij het Olympisch Stadion opgegroeid.
De navelstreng met de grote stad blijft zelfs zó trekken, dat als de bebrilde middenvelder Wil van Beveren van de amateurclub Emmen in 1965 zijn eerste contract tekent bij Sparta de 17-jarige broer onmiddellijk besluit om hem op de bonnefooi te volgen. Anderhalf jaar lang staat er vervolgens een Berini voor hun gezamenlijke jongenswoning aan de Grote Visserijstraat, want Jan van Beveren heeft nog geen rijbewijs. Wel een kleine onkosten-vergoeding, want Sparta ziet wel brood in die lange magere niet op z’n mondje gevallen Amsterdammer. Maar Pim Doesburg, die inmiddels zijn rivaal Tonny van Leeuwen heeft overruled, voelt nog geen nattigheid. In het seizoen 1965-66 keept Does in 42 van de 43 wedstrijden de sterren van de hemel. Eén keer is hij geblesseerd. Maar dan is niet Jan van Beveren, maar Harry van Oosterhout die hem vervangt.
We spoelen terug. In het seizoen 1960-61 keept Tonny van Leeuwen (17) drie competitiewedstrijden en debuteert internationaal in de Intertoto als hij 18 is. Het seizoen daarop claimt hij al 17 wedstrijden.
Langzaam maar zeker komt er een einde aan het tijdperk Andries van Dijk.
Maar dan gebeurt er iets opmerkelijks. Bij de start van het seizoen 1962-63 kiest de Engelse trainer Denis Neville na een blessure van Van Leeuwen niet voor hem, maar voor Doesburg en houdt die voorkeur 36 wedstrijden vast. ‘’Tonny wilde zich niet gewonnen geven. Maar ik ook niet. We hebben jarenlang een enorm gevecht geleverd. Op het fanatieke af’’, zou Doesburg later zeggen.
‘Tonny wilde zich niet gewonnen geven. Maar ik ook niet’
Gevolg: in de zomer van 1963 sluit GVAV voor 87.500 gulden de koop van z’n leven. De even beresterke als stijlvolle doelman Tonny van Leeuwen zou vervolgens tot aan zijn vroege dood bij GVAV in de goal staan en de held van de stad worden. ‘’Onverschrokken. Eén bonk spieren met een fabuleus reactievermogen’’, zei international Klaas Nuninga. ‘’Breed in de schouders, een corpus van graniet’’, schreef Vrije Volk-sportredacteur Ger Bestebreurtje. ‘’En als het moest sloeg hij de kop van je romp’’, aldus Johan Derksen.
‘Tonny wilde zich niet gewonnen geven. Maar ik ook niet’
In de nacht van 14 op 15 juni 1971 verongelukt Tonny van Leeuwen met zijn auto bij Meppel enkele uren nadat hij in de Embassy Club in Rotterdam uit handen van KNVB-baas Dirk Nijs de trofee voor de minst gepasseerde doelman in het betaald voetbal uit handen heeft genomen.
Van Leeuwen rijdt frontaal op een vrachtwagen en is op slag dood.
Er zijn niet veel Nederlandse voetballers met een standbeeld, maar van de meubelmakerszoon Tonny van Leeuwen staat er één nabij de Euroborg. Ook is er een straat naar hem vernoemd en een tribunedeel.
Jan van Beveren is 18 jaar als hij op 18 december 1966 met Sparta uit tegen Sittardia debuteert (0-1). En ook een week later staat de geblesseerde Pim Doesburg hem nog één keer een wedstrijd toe. Maar dan is de gulheid van Does opgebruikt. Van de in totaal 46 wedstrijden keept hij er in dat seizoen hongerig weer gewoon 40. ‘’Ik liet me niet ondersneeuwen door dat ventje. Goedzakken bestaan niet in de sport. Ik heb dat seizoen zelf een paar keer onverantwoord geblesseerd meegespeeld, maar ik zei niks. Ik dacht: Van Leeuwen raakte z’n plaats aan mij kwijt door een blessure, dat zal mij met Van Beveren toch niet gebeuren.’’
Maar aan het einde van dat seizoen PSV zich meldt kiest Sparta toch eieren voor z’n geld. ‘’Ik ga geen twee kunstenaars betalen als ik er aan één genoeg heb’’, zegt bestuurslid Dolf Aarse in Het Vrije Volk. Wat PSV betaalt, blijft geheim. ‘’Maar het zal geen kattenpis geweest zijn. Dolf Aarse was een heer’’, zei Doesburg, ‘’maar owee als hij cijfers zag.’’
Drie seizoenen lang is het welvaart met Jan van Beveren in de goal bij Sparta. De Lange, zoals men hem noemt, keept 114 van de 117 wedstrijden. In grootse stijl. ‘’Hij was de jongste hoogleraar van het Wim Landman Gymnasium’’, zei dichter Jules Deelder. ‘’Jan in Wonderland.
De wereld van de spiegelende bollen en lichtstralen in het water’’, schrijft journalist Jen Vlietstra in Het Vrije Volk. ‘’Van Beveren is een fenomeen. Jong. Atletisch. Geen gram te veel. Ook geen gram te weinig. Bij corners zie je hem komen en klimmen. Dit is choreografie zoals het behoort te zijn.”
Maar als Van Beveren in 1970 – dan inmiddels de eerste doelman van Oranje, met Doesburg op de reservebank – inziet dat hij bij Sparta te weinig verdient voor wat hij kan, begint hij zich te roeren. Feyenoord ligt voor de hand. Maar Sparta vraagt één miljoen gulden. Au.
Uiteindelijk betaalt PSV zelfs meer: acht ton cash, een lichtinstallatie en Doesburg retour. Tien seizoenen lang zou Van Beveren vervolgens in Eindhoven de man in bonus zijn. Toch mist hij twee wereldkampioenschappen omdat hij Johan Cruijff een eikel vindt. Maar ook tegen het Ajax en Feyenoord-kartel binnen Oranje is hij merkwaardigerwijs niet opgewassen. In 1980 vertrekt hij uiteindelijk min of meer met de staart tussen zijn benen naar The States.
En Doesburg? Zelf in zijn laatste seizoen bij Sparta (1979-80) is hij goed voor alle wedstrijden: 40. Op 11 mei 1980 neemt hij bij Sparta – NAC afscheid (1-1) en keert op 36-jarige terug naar PSV voor nog eens drie topseizoenen. Het houdt niet op. Zelfs als hij 42 is – en Van Breukelen geblesseerd – wordt er nog één keer een beroep op hem gedaan.
En wie was nu die grote leermeester, die aan het jongleurstrio vooraf ging?
Als op 29 juli 1948 met eenentwintig saluutschoten en het God save the King de Olympische Spelen door de Engelse koning George VI geopend zijn en de trompetters van de Household Cavalery in uniformen van gouden broderie aan hem zijn voorbij gemarcheerd, draagt Wim Landman met witte pet de Hollandse vlag Wembley binnen. Voorop. Een jongen uit Spangen. Borgerstraat, naast Het Kasteel. Recht tegenover het oude 3e veld.
In 1948 is hij 27 jaar en keept bij de eersteklasser Neptunus, die achter Het Kasteel op Laansloot met een bescheiden accommodatie op het hoogste amateurniveau wel inmiddels de derde club van Rotterdam is.
Een jaar later speelt Landman bij Sparta.
‘’In het strafschopgebied waren alle ballen voor hem. Bij corners en vrije trappen zag je hem eerst in z’n hand spuwen en dan wist je: nu gaat-ie zweven. Die sier had niemand.’’
Dichter Jules Deelder was Landmans grootste fan. Maar ook Toon Hermans. ‘’Zijn dropkicks gingen via het spoorboekje. Nu weet niemand van de jeugd meer wat een dropkick is. Ook mijn kleinzoon niet’’, vertelt Toon Hermans in het boek dat over Wim Landman is geschreven. ‘’Maar keepers van mijn generatie stonden in hoog aanzien als ze bij het uitschieten vanuit de hand de bal maar net een fractie van een seconde de grond lieten raken en daarna trapten, maar dan met stropdasnauwkeurigheid. Daar was Landman beroemd om. Pas later hoorde ik dat hij een pentekenaar was, geen wonder. Je zag zijn kunstzinnigheid. Een dropkick, dat was uiterste precisiewerk. Bijna ondraaglijk mooi; een chanson.’’
‘’Als Sparta bij Blauw Wit speelde of bij Ajax kocht ik’’, zei Toon Hermans, ‘’pas een kaartje om tien voor twee en wachtte ik net zo lang tot er getost was en dan kreeg ik ’t altijd wel voor elkaar om achter zijn goal te komen. In de rust kocht ik de suppoosten om met twee Chief Whips, want toen rookte ik nog als een ketter en dan stond ik wéér achter ‘m. Frans de Munck was weliswaar tot drie cijfers vóór de komma mijn favoriete keeper, omdat hij van Sittardse Boys kwam en later bij DOS – net als Spartaan Terlouw – Jayne Mansfield als referentiekader had. Maar ik deed destijds wel aan professioneel vergelijkend warenonderzoek en wat waar is, is waar: Landman was nog net een fractie gracieuzer.’’
Landman keept tot de start van het betaalde voetbal bij Sparta en raakt in 1959 als keeper van Holland Sport betrokken bij een mysterieus omkoopschandaal waar hij de schuld van kreeg. Pas vijfendertig jaar na zijn dood vertellen kinderen van de omkopers in het boek Het Drama Wim Landman hoe de vroegere Spartaan er werd ingeluisd.
We spoelen nog één keer terug.
Het is 27 juni 1975.
De zon komt om 5.22 uur op en gaat om 22.03 uur onder. Het wordt een friswarme dag, met een maan die vrijwel de hele dag zichtbaar is. De wind gaat ’s middags matig waaien, tot een kracht van 39 kilometer per uur. Maar dat maakt Wim Landman niet meer mee. Hij stapt omstreeks 7.00 uur ’s morgens in zijn auto, rijdt richting Bleiswijk en zegt het leven bij een spoorbaan vaarwel.
‘In het strafschop-gebied waren alle ballen voor hem’