Theo de Tank zou nu 80 geweest zijn

17-03-20

(1963) Café ‘t Fust aan het Stadhuisplein in Rotterdam. Telefoon voor Rob Jacobs. ‘Hoi, met Theo hier, ben in Breda, vraagje, kan jij Thomas Haak effe twee geeltjes geven voor de voetbalpool. Heeft ie nodig, zegt-ie. Nee, zonder dollen Jacobs, ik zweer je: je krijgt ze terug’.
(2020) Rob Jacobs: ‘Ik moet ze nòg krijgen. . .’

Theo Laseroms zou op 8 maart 2020 tachtig jaar geworden zijn. Geheid dubbele belangstelling voor De Tank in het jaar waarin men terugkijkt op de Europacup- en wereldbekerwinst van Feyenoord, nu precies vijftig jaar geleden. Maar Laseroms werd slechts 51 jaar. Van het beroemd geworden Feyenoord-elftal dat op 6 mei 1970 in Milaan de Europa Cup I wint ten koste van Celtic is de geblokte voorstopper de eerste die er tussenuit stapt. Op 25 april 1991 komt zijn hart tot stilstand.

Het noodlot slaat thuis toe in Zwolle. De volgende dag had hij een sollicitatiegesprek bij Veendam na een opzienbarende trainerstournee van zeventien jaar waarvan de eerste vier zonder een toereikend diploma: Ieper, FC Vlaardingen, Heracles, West Riffa, Bahrein, Al-Nadah, Helmond Sport, PEC Zwolle, Trapzonspor en Çengelköy SK.

51 jaar is te jong om dood te gaan. Maar Laseroms heeft dan inmiddels toch al een bewogen en niet ongezellig leven achter de rug. Als hij op zondag 25 augustus 1963 heeft gedebuteerd in het eerste elftal van Sparta met een thuisnederlaag tegen DOS, is hij vanaf de eerst volgende dinsdagavond al stamgast in Café ‘t Fust aan het Stadhuisplein in Rotterdam. Dat is snel. Sneller kan haast niet. Nooit eerder is een provinciale voetballer in een nieuwe stad zo snel geacclimatiseerd en hij vindt het op slag een exuberant genoegen. Sparta-icoon Ad Verhoeven, sigaartje in de mond, het idool van het hunkerende vrouwelijke terras, heeft hem vanaf Het Kasteel slechts één keer de weg hoeven wijzen.

Laseroms komt wel op een merkwaardige manier bij Sparta binnenzeilen. ‘Ik had in de laatste maanden bij NAC een zware kuitblessure en mijn huisarts zei: laten we maar een fotootje maken. Ik denk dat ie gebroken is. Naar de clubarts van NAC durfde ik niet, want ik was in het geheim met Sparta al rond. Het enige wat ik nog moest doen was tekenen. ‘‘Komt goed’’, had Sparta-secretaris Gé Kleingeld gezegd. ‘‘Morgen komt Denis Neville nog één keertje naar je training kijken.’’

Maar ik kon amper lopen en dacht: bij herkeuring kan ik ‘t schudden. Neville zou om vier uur in de Beatrixstraat zijn en ik kende die hele man niet. ’s Morgens ben ik op de koffie gegaan bij Leo Canjels voor advies. Leo was aanvoerder van NAC en baas bij Fri-jado, een fabriek in koel- en vriesmeubelen waarvan NAC-voorzitter Raaijmakers eigenaar was. Ik zeg: Leo, ik heb een probleem, als ze me laten keuren, kom ik er niet doorheen, want het zit niet goed.
Afijn, Leo loopt naar een kast met allerlei relatiegeschenken, ik kreeg een heel pakket ouwe troep mee. Er werd zelfs een magazijnbediende bijgehaald, er ging een strik om die doos heen en ‘‘nu maar hopen dat die Neville een vrouw of een vriendin heeft’’, zei Canjels.
Sorry, trainer, loog ik toen Neville met zijn Skoda de parkeerplaats opgedraaid was, de training ging niet door. Want ik stond hem buiten met mijn doos op te wachten. ‘‘No problem at all, boy’’, zei Neville. ‘En vroeg gelijk naar een pub, en die wist ik wel. Vier uur later kende ik zijn hele geschiedenis uit het Britse leger. Twee dagen daarop tekende ik het contract bij Sparta en aan het einde van de week stond er in de krant dat Neville naar Holland Sport ging. Hij had me gematst.’
Laseroms is in Rotterdam en het feest kan beginnen.

Binnen een week is de 23-jarige nieuwe aankoop van Sparta thuis in de kringen van de luidruchtige fiscaal ongeregistreerde havengoochelaars. Alle dagen lol. Eerst in ‘t Fust, maar zodra de jaren verstrijken dieper het centrum van Rotterdam in: ‘t Schubbejak, De Jockey Inn, Café Jan Linssen, Club ’66, De Seven Club en als hij even onbespied rust wil met de auto naar de besloten jachthaven van Joop Millenaar.
Kieskeurig is Laseroms niet.

Kleine uitleg. Havengoochelaars waren humoristen en hadden in Henk Kranendonk (Crooswijk, hoog IQ, Oxford, maar vooral streetwise, beroep: enigszins oplichter) hun voorman. Kranendonk was de zoon van de slager van wie de moeder van Coen Moulijn klant was. Zodoende trokken Moulijn en Kranendonk al met elkaar op voordat Coen een beroemde Feyenoorder was.
Kranendonk bezorgde als kind in de Bloklandstraat op vrijdag de kaantjes: het overgebleven varkensbuikvet van de slager. Dat deed hij ook bij de ouders van Ad Verhoeven verderop in de 1e Pijnackerstraat. Toen later Moulijn de ster op Zuid werd en Verhoeven op het middenveld de bon-vivant van het Sparta-elftal dat in 1959 landskampioen werd, kwamen ze met z’n drieën nog steeds bijeen in ‘t Fust op het Stadhuisplein. In 1963 sloot ook Theo Laseroms zich bij het gezelschap aan.

Een robuust gezelschap met verder Thomas Haak (tallyman), Frits den Braber (parlevinker), Aad Veerman (prakkezeerder), John van der Spek (smokkelaar), Bertus Vlug (hondentrimmer), Nees Pors (uitsmijter Las Palmas) en Rooie Koos (portier in Café Jacques, de eerste homobar van Rotterdam). Het feest kon beginnen. 

In no time is Theo Laseroms verslingerd aan de lef en de humor van de grote stad, waar hij met een monstrueus uithoudingsvermogen Sparta en zijn debuut in Oranje combineert met de ontdekking van feest, dans en vertier. Hij is niet groot, maar heeft een brede torso en rollende spierballen. Wel een piepstem. Het irriteert hem dat de papagaai in Café De Boomerang hem na kan doen. Maar verder vindt iedereen Laseroms gezellig.

Nieuwkomers bij Sparta mochten geen watjes zijn. ‘Nou dat was die Bolle inderdaad niet. Als spits van Xerxes/DHC ga ik een keer op Pim Doesburg af en ik moet alleen Theo nog passeren. Voordat ik het wist lag ik al met m’n bek tegen het hek. Ik hoor hem nog zeggen: ga hier nou geen gekke dingen lopen doen hè Jacobs.’ 

Laseroms had nog een andere modus operandi bij overtredingen. ‘Zijn armen naar achteren en de handpalmen naar voren. En dan duizend keer sorry zeggen. Hij was’, vertelt Rob Jacobs, ‘een eersteklas linkmichel, maar hij sprak wel met twee woorden.’

‘We spelen met Sparta uit bij Eintracht Braunschweig voor de Intertoto en het hoosde. Het was één groot waterballet. Theo neemt een sliding en schaatst een verdediger compleet omver. Maar ze gleden door en ze komen daardoor allebei op mij af zonder te kunnen remmen. Dus wat doe ik?’
Hans Bentzon, die samen met hem bij Sparta in de verdediging speelt, springt omhoog. ‘Maar bij het neerdalen kom ik op die Duitser terecht. ‘‘Heraus’’, hoor ik de scheidsrechter roepen. ‘‘Theo, je bent de lul’’, riep ik nog. Maar het gold voor mij. Die vrijer was dus zelfs levensgevaarlijk voor zijn medespelers.’

‘Tegenstanders gingen al hinken als ze het strafschopgebied binnen kwamen en dat was nog waar ook’, vertelt Pim Doesburg. ‘Want de zestien was zijn demarcatielijn. Het grote werk deed hij er buiten. Theo was een enorme mandekker, je kon hem alleen op snelheid passeren. Maar als het tempo uit het spel was, was iedereen kansloos. Piet Keizer van Ajax scheet in z’n broek voor hem. En zo klein ie was, hij kon koppen als een giraf.’

Winst of verlies, op maandag was het feest in ‘t Fust. En altijd zochten die mannen een aanleiding om gratis te kunnen drinken en altijd was er wel weer een voetballer die erin stonk. Jarenlang speelden ze het dobbelstenenspel met drie zessen onder de beker. Het was het repeterende beeld van de dag en meestal volgde het op een geslaagd haventransactietje dat het daglicht niet had mogen zien. Ook Spartaan Charley Bosveld dobbelde dan mee.

‘Maar het was een blufpokerspelletje waar Charley weinig kaas van had gegeten, dus meestal lieten ze hem winnen’, vertelt Jacobs, ‘Dan ging het simpel om een rondje. Maar soms spraken ze af dat de verliezer het eten moest betalen. En dat ging die Arnhemmer geheid de boot in. Onbegrijpelijk’, zei Laseroms dan tegen Bosveld, ‘‘ik dacht dat je ‘t toch aardig onder de knie had.’’

De bij Sparta geparachuteerde en in 1965 onder bondscoach Denis Neville debuterende Roosendaler Theo Laseroms kwam op Het Kasteel in een niet ongezellig elftal terecht. ‘Ik kwam vanaf de Kruiskade op een tandem naar de wedstrijden, soms met Theo achterop. Die dubbele fiets was onze manier om de blits te maken. Maar Ad Verhoeven reed in een Mercedes met een vrouwelijke chauffeur. Zo lagen de verhoudingen’, vertelt linksback Hans Bentzon. ‘Alle agenten die op de wedstrijddag dienst deden kenden Ad, maar Theo en ik, wij werden op de tandem aangehouden. En als we die dan vervolgens op Het Kasteel naar de fietsenstalling onder de ouwe houten tribune brachten, rekende de bewaarder de dubbele prijs, twee kwartjes. Ja maar ik speel in het eerste, zei ik dan. ‘‘Geen reet mee te maken’’, was het antwoord. Hij keek nooit naar de wedstrijd, hij moest op de fietsen letten.’

‘Je kon die jonge gasten alles nog wijs maken’, vertelt John van der Spek. ‘In hun ontgroeningsperiode zaten ze een keer op een late middag op het terras van ‘t Fust en Gerrie ter Horst had honger. Oké, zei ik, ik weet een leuk bistrootje. ‘‘Ja’’, zei Laseroms, ‘‘lekker biefstukkie, champignonnetjes en sausje erbij’’. Afijn, lachen, ik neem ze mee naar Johnny Aarden aan de Mathenesserlaan en ik hoor Theo nog zeggen op z’n Brabants: ‘‘Wat een rare inkomst.’’ Zaten ze ineens tussen de wimpertjes en de jarretelletjes. ‘‘Wat flik je ons nou Spek?’’’

Op woensdag 15 februari 1967 ronken op de luchthaven van Düsseldorf de motoren van een DC-9 van de Lufthansa op weg naar Londen. Never a dull moment met Theo Laseroms, die naar de States vlucht op het moment dat men zich op het Kasteel bezorgd afvraagt waarom hij niet op de training is. De Tank (die naam had hij al bij Sparta) blijkt zich als laatste te hebben aangesloten bij een groep Amerikaanse avonturiers: Ko Prins (Ajax), Cees Smit (Zaanstreek), Rob de Vries (Telstar), Fred Bravenboer (Hermes DVS), Piet de Groot (Sparta) en een paar Duitsers. Pittsburgh Phantoms lonkt. Laseroms vlucht omdat hij zijn huwelijk wil redden. Een boek apart. Maar het huwelijk strandt alsnog.

En dan komt bij terugkeer de aap uit de mouw. Kort voor zijn vertrek heeft hij zich in Club ’66 in de armen gedanst van Ineke van Gool, de dochter van een Rotterdamse bakker. In de States heeft hij zijn verlangen naar haar niet kunnen onderdrukken. Terug plukt hij opnieuw veld-boeketten, gaat vorm geven aan de verdedigingsarchitectuur van Feyenoord en start samen met bokspromotor Aad Veerman een slijterij in de Gouwstraat in Oud-Charlois. De kleinste van Nederland.

‘De flessen konden er niet eens rechtop staan’, lacht Rob Jacobs in herinnering. Maar het is whiskyoorlog in Rotterdam, de dukaten rollen, dus kort daarop beginnen ze een grotere. En er komt een derde. In het Breda van NAC aan de Haagdijk. In twee jaar tijd levert Laseroms materiaal voor twee boeken.

Witte jenever in Brabant. Een durfproject met schreeuwende stuntprijzen. De traditionele jonge jenever kost bij wet tien gulden en vijftig cent, hun witte nog net geen acht. Het scheelde letterlijk en figuurlijk een slok op een borrel. Veni, vidi, vici.

De mensen staan in de rij aan de Haagdijk.
Op de foto’s in de lokale West-Brabantse kranten ziet men Theo Laseroms op een winkelladder, die Veerman daadkrachtig vasthoudt. Drankenservice Brabant staat op de kaart. De witte jenever is omstreden, merkloos, maar wel bonafide. Het nieuwe granenproduct komt van de eigen distilleerderij van de Rotterdammers Flip van Tiggele en Jan Duimel en de
Consumentenbond heeft geen verschil geproefd. De vrije route is geplaveid.

Van Tiggele blijkt als enige een studie te hebben gemaakt van de versoepeling in de oude drankwet. Overal in de Randstad tilt hij FT-slijterijen uit de grond en gunt Laseroms en Veerman de bottelhandel onder de grote rivieren en op de schepen. ‘Nee, geen trucs’, roept Laseroms in Het Vrije Volk, ‘niks clandestiens. Accijns, statiegeld, alles wordt meteen betaald. We hebben een enorme voorraad, want je kan het niet maken om op de eerste dag al een leeggekochte winkel te hebben.’ Er is geen discussie over hun target: ze gaan heel Brabant en Limburg veroveren.
In Den Haag zit staatssecretaris J.L.M. van Son van Economische Zaken ondertussen met zijn handen in zijn haar, want de ouwe slijtersbranche is op weg naar het Malieveld. Ook op de witte jenever eisen zij een wettelijke minimumprijs. ‘Kansloos’, zegt Laseroms.

Zijn grootste afnemers heeft Theo Laseroms in De Kuip. In zijn kontzak zit het beroemd geworden bestellingenboekje. Hij levert de witte jenever inclusief wedstrijdkaartjes. ‘Theo wist op de minuut nauwkeurig wanneer de drukkerij de rollen met kaartjes voor de komende wedstrijd bij administrateur Jan Jansen afleverde. Soms was de doos nog dicht en stond hij al in het kantoortje’, zei Feyenoord-linksback Cor Veldhoen altijd. ‘Als ik dan een uur later kwam zei Jansen: Theo is al geweest. Ik heb alleen nog vak C.’

Vak A is voor de caféhumoristen. Nooit B, want er wordt bedrijvig drank verkocht in de haven en Laseroms houdt zijn parlevinkers, boten-bazen en tallymannen enthousiast en scherp. Zij leveren aan de douane. Het is één groot relatiecircuit, ‘waarin Theo zich bij de verdeling van kaarten geen fout kon veroorloven’, vertelt Rob Jacobs. ‘De witte jenever vloog het land uit en de hefboom aan de kade moest open. Ook de portiers moesten in de watten worden gelegd en geen cadeau zo geliefd als een vrijkaartje voor Feyenoord.’

Flip van Tiggele, directeur en eigenaar van FT-Drankenservice, is in 1968 een 33-jarige charmante zakenman, rijdt in een Cadillac en woont aan het water van de Binnenmaas in de Hoeksewaard. Naast het zelf distilleren en verkopen van witte jenever – allemaal in een tijd van de opmars van de witte benzine, de witte melk en de witte kruideniers (Cash & Carry) – importeert hij bovendien Hongaarse wijnen. Zodra er interessante internationale handel is, spelen ze elkaar allemaal de kaarten toe.

‘Wel op het scherpst van de snede’, vertelt Rob Jacobs, ‘want er was in de detailhandel toen hevige concurrentie. Vrijmoed in Schiedam was al witte jenever gaan stoken en later volgde ook Lucas Bols. Bovendien waren ook Hans Eijkenbroek en Ger Ter Horst in de Taanderstraat een slijterij begonnen. Beertje Kreijermaat op Zuid en zelf was ik FT-bedrijfsleider in een van de filialen aan de Karel Doormanstraat. Dat was trouwens naast kapper Botermans, waar Ger Ter Horst van Sparta zijn pruik liet framen. We zaten als sprinkhanen op de handel.’

‘Maar’, zei Laseroms, ‘Het grote havenwerk was voor onze vriend Henk Kranendonk. Totdat ie op een dag zoveel verdiend had, toen was ie ineens zoek. Hij had een klein foutje gemaakt en moest zich de volgende dag bij de politie melden. Maar in plaats dat hij de tram nam naar het hoofdbureau, liep hij naar de parkeerplaats achter het Groothandelsgebouw waar dagelijkse de vakantiebussen naar de Spaanse kust vertrokken. Hij is aan de zijkant van een bus ingestapt en stuurde Flip van Tiggele na twee weken een kaart met de tekst: ‘‘Dankzij de dranken van FT, word ik hier bruin tot in m’n snee.’’

In november van dat jaar moest hij trouwens alsnog een weekje brommen. ‘Met dit verschil’, zei Kranendonk, ‘‘ik had in het gevang aan de Noordsingel een kamer aan zonzijde en Bertus Vlug, mijn chauffeur, keek uit op het wasgoed van de inwoners van de Zwart Janstraat.’’

Ook de transfer van Laseroms naar Feyenoord was trouwens weer op een buitengewoon geheimzinnige manier tot stand gekomen. Op 13 februari 1968 trainde Theo Laseroms onaangekondigd voor ‘t eerst op de bijveld naast De Kuip. De toegangspoort, recht tegenover scheepswerf Smit, bleef dicht en er was een dagsuppoost ingehuurd om ongewenst bezoek te weren. Pottenkijkers moesten genoegen nemen met het langgerekte gaas waarmee de accommodatie omzoomd was.

Ben Peeters trainde. Het miezerde. Hondentrimmer Bertus Vlug heeft zijn grote Amerikaan tot aan het gaashek opgereden, drie man voorin. Club ’66 keek mee.

Alle mist over de komst van Laseroms naar De Kuip was die dag  opgetrokken. Hij is er. Op de eerste training is Theo Laseroms zeven kilo lichter dan op de dag dat hij vanuit Pittsburgh op Schiphol landt. Samen met Aad Veerman, die hem op de boksschool van Theo Huizenaar als personal coach heeft afgetraind, rijdt hij als een prins in zijn Mustang Convertible Cabrio over de Coolsingel en schudt twee jaar later in Milaan met twee handen zijn hoofd heen en weer na het winnen van de Europa Cup. Het is het fotografisch beeld van zijn eigen levensverbazing. De oud-Spartaan is dan een van de helden op Zuid.

‘Het beeld dat de supporters van Feyenoord over hem hadden toen hij werd gekocht was totaal gekanteld. In 1968 stonden Het Vrije Volk en het Rotterdamsch Nieuwsblad vol met ingezonden brieven, die erop neerkwamen dat we een gaatje in ons hoofd hadden’, vertelde manager Guus Brox in 1977 in zijn memoires in Het Vrije Volk. ‘Twee jaar eerder was ons hetzelfde overkomen toen we uit Amsterdam Rinus Israel hadden gehaald. Met Amsterdam en Het Kasteel had je op Zuid de poppen aan het dansen. Ik zal niet zeggen dat ik bedreigd werd, maar het leek er soms verdraaid veel op. Pas toen men inzag dat we met die twee het beste centrum van Nederland hadden aangekocht werden ze op handen gedragen. De sigarenzaak van Rinus en die slijterij van Theo liepen op Zuid als een tierelier.’

‘Theo had het zelf ook allemaal niet zo positief ingeschat’, vertelt Hans Bentzon. ‘De supporters van Feyenoord hadden echt de schurft aan hem. Maar hij had ook altijd geprovoceerd. Als we met Sparta in De Kuip moesten spelen verzamelden we ’s morgens eerst in het Jagershuis in Hoek van Holland. Daar gingen op het toilet soms wat geheime pilletjes rond en dan reed de bus naar het bankgebouw van Mees aan de voet van de Maasbruggen en vanaf die plek kregen we politiebegeleiding. En dan verstond Theo het om bij het inrijden van de Oranjeboomstraat z’n blote reet tegen de ramen te drukken en net zo lang zo te blijven zitten tot we in het stadion waren. Dat vonden die Feyenoord-supporters vernederend.

Maar toen hij eenmaal speler van Feyenoord was sprongen de suppoosten van enthousiasme van de tweede- naar de eerste ring als-ie een sliding nam. Ik bedoel maar, die tweestrijd tussen Sparta en Feyenoord stelde allemaal geen fluit voor. Als voetballers bij de fans populair worden valt geschiedenis weg.’

Als de krankzinnige euforie rond de kroning van Feyenoord tot Europees kampioen en kort daarna zelfs wereldkampioen voorbij is, zijn Coen Moulijn, Piet Romeijn en Theo Laseroms de oudste van het stel. Voor Romeijn is Dick Schneider dan al aangekocht. Langzaam maar zeker gaat het bergafwaarts. Op 11 oktober 1970, vijf maanden na de Europacuptriomf in Milaan, een maand na de wereldbekerwinst van Feyenoord op Estudiantes en een week na de blamerende uitschakeling in de hernieuwde uitgave van de Europa Cup tegen het onbeduidende UT Arad, speelt Laseroms ook zijn zesde en laatste interland. Het is enige keer dat hij samen met Rinus Israel in Oranje het hart van de verdediging vormt. ‘Ik kon het onder Kessler niet winnen van Eijkenbroek en Israel’, zei Laseroms later. ‘Maar daar kon ik goed mee leven. Met Kessler iets minder, maar dat had iedereen wel. Als ik na het eten mijn stoel niet had aangeschoven, tikte hij je op de gang op de schouder en zei: ‘‘Ga eens terug’’. En je deed ‘t nog ook.’

Tegen het einde van het seizoen 1971-72, twee jaar na het winnen van de Europa I en de wereldbeker, viert Laseroms nog wel zijn 32e verjaardag in de Jachthaven van Joop Millenaar, maar naar Feyenoord toe heeft hij een ruis op de lijn. Salarisconflicten en slijtage zijn het schurende ongemak. Maar er is meer. Ernst Happel heeft zijn microscopische oog laten vallen op een nieuwe liefde en is niet meer honderd procent bij de les. Franz Hasil loopt op z’n achterste benen. Theo van Duivenbode wil op de transferlijst en Coen Moulijn stopt. Tot overmaat van ramp wordt er aan het einde van het seizoen in één maand tijd tweemaal met 5-1 verloren, waarvan de nederlaag tegen Ajax het pijnlijkst is.
De Beer is los, kopt Het Vrije Volk.
Bovendien botst Laseroms met Happel als die hem uit tegen FC Groningen op de bank wil houden omdat hij hem in de spelersbus heeft zien roken. De Tank wacht de opstelling af, kleedt zich vervolgens weer aan en verlaat het Oosterparkstadion. Hij neemt een taxi naar het station en laat zich beledigd en moederziel alleen naar Rotterdam sporen.
‘Bij Assen had ik al spijt, maar toen kon ik niet meer terug’, zou hij later zeggen. ‘Ik had in de spelersbus één filtertje opgestoken. Ik geloof ter hoogte van Zwolle. Toen had ik al dik een uur zitten hakketakken. Voor in de bus rookte Happel zelf ook. Ik had pluimen gezien. Ik dacht: één sigaretje kan de pret toch niet drukken.’

Met zijn einde in De Kuip in zicht spant ook Theo Laseroms, gepokt en gemazeld door de scherpte van de havenkooplui om zich heen, bovendien nog een kort geding aan tegen Feyenoord. Hij is op de transferlijst geplaatst zonder een verlaagde aanbieding. Reglementair is dat toegestaan, maar dan moet Feyenoord tevreden zijn met zijn vertrek à raison van 3000 gulden. Maar de club heeft 90.000 in gedachten.

Een foutje.
Laseroms wint zijn case. Nog voordat de rechter uitspraak heeft gedaan kiest Feyenoord eieren voor zijn geld en gaat hij als amateur de deur uit. ‘Een gezellige peer als je wijn bij hem gaat kopen, en reuze charmant als je een paar kistjes extra neemt, maar in dit soort kwesties een loeder’, zegt bestuurslid Fred Blankemeijer, die nooit een blad voor zijn mond neemt.
Een dag na de schikking tekent Laseroms met een triomfantelijk hoofd bij het Belgische AA Gent (toen nog La Gantoise) een contract en casht het transfergeld dat Feyenoord is misgelopen. Tweede divisie. Zijn slijterijen gaan de verkoop in.

Het is even wennen voor de Belgische pers met Laseroms, want de Brabander zegt waar het op staat. Totdat ze hem in 1973 met gelijke munt terugbetalen. In een artikel in het Vrije Waasland spant de journalist Rony van Langenhove in 1973 zich samen in verbittering en woede en schrijft: ‘Laseroms is bij Gent aangenomen als schokbreker, maar ziet kans om tegenstanders geregeld naar de kleedkamer te schoppen. Wij kennen spelers die hij de ganse wedstrijd in het gelaat spuwt. Van al zijn ontucht ziet de scheidsrechter niets, ofschoon Jurion toch zijn bril toonde. De bril waarop nota bene de uitgespogen viezigheid van Laseroms nog zichtbaar was. Wij hebben een hekel aan ronddolende stieren en zijn benieuwd wanneer de scheidsrechters de moed hebben om deze kannibaal eruit te gooien.’

Kannibaal?
Laseroms laat de Belgische journalist met deze uitdrukking nog even in zijn sop gaarkoken. Maar zodra het bestuur van AA Gent hem ‘een parasiet’ noemt is de boot aan. ‘Omdat ik godverdomme met injecties in mijn enkels speelde en me na afloop van de training met koud water moest wassen. Je wilt niet weten in wat voor gribus ik hier terecht ben gekomen’, zegt hij. ‘Ik kap ermee.’
En dan wordt hij trainer.
De banden met Rotterdam blijven aangehaald en weer versterkt als op een goede dag ook in Ieper de rode kraan geen warm meer geeft en Laseroms nog steeds zonder het vereiste A-diploma FC Vlaardingen gaat trainen. Daar gaat wel een ongelukkig uitgelekt interview aan vooraf.

Bij zijn komst in het West-Vlaamse land heeft hij samen met Ineke een rondrit gemaakt om een geschikte woning te vinden en kiezen zij uiteindelijk een appartement boven een gesloten café om dit vervolgens meteen maar te pachten. Iedereen komt een kijkje nemen. Ook de journalisten Rob Vente en Pim Stoel van de Haagsche Courant. Het wordt gezellig in staminee De Corner. De laatste Belgenmoppen worden verteld en verder aanpalende grappen over de omstandigheden waaronder Laseroms op laag niveau moet werken. Maar op twee gebeurtenissen rekent de gezellige Brabander niet. Ten eerste dat de grappen en moppen uit zijn mond de Haagsche Courant zouden halen en toen dat wel bleek, ten tweede: dat zijn quotes de afstand van Den Haag naar Ieper zouden kunnen overbruggen.
Maar het noodlot slaat dubbel toe. Twee dagen later neemt een vertegenwoordiger van de
Ieperse weefautomatenfabriek Picanol vanuit Den Haag de krant mee naar huis, fotokopieert het artikel een paar honderd keer, waarna de supporters van Ieper voor de distributie zorgen.
Zijn kroeg wordt geboycot, moet zelfs sluiten en Laseroms wordt ontslagen. Niet zonder humor zegt hij in het lokale Het Wekelijke Nieuws: ‘Als je zekerheid wilt in je leven, moet je ambtenaar worden.’

De helft van het gezelschap bestuursleden van Ieper bleek dat ook te zijn. ‘Ook dié pech had ik.’
‘Maar ik ben er niet rouwig om, want een uur voordat de elftallen naar de kleedkamer gingen werden er nog biefstukken gegeten ter grootte van een villa en als je je als trainer even omdraaide, namen ze ook nog jouw stuk. Ook dat is België.’

FC Vlaardingen is in februari 1976 – net als Ieper – geen hoogvlieger. Het rommelt maar wat aan in de marge van de eerste divisie met een bezoekersmoyenne van achthonderd en dat worden er duizend als De Tank tussentijds wordt aangesteld als adviseur. Maar binnen no time is er stront aan de knikker als Jan van
Baaren als werkelijke oefenmeester ontslag neemt en Laseroms zonder het A-diploma de groep gaat trainen. Als het seizoen voorbij is en Laseroms op theorie is gezakt, terwijl Thijs Libregts cum laude slaagt, volgt een tweede dispensatie en ziet ook hij zelf in dat er toch wel enige humor aan zijn lijdensweg kleeft. ‘Ik ga nu voor doctoraal.’ 

Laseroms: ‘Siem Plooijer was hoofd opleidingen met een stijf been. Om door zo’n krotenkoker geëxamineerd te worden, daar word je niet vrolijk van. ‘‘Krijg de colère met je theorie’’, had ik tegen hem gezegd. Nou, van die woorden heb ik erg veel last gehad. De heren in Zeist hadden lange tenen.
Maar wat moet ik weten van blessures? Daar heb je een gediplomeerde verzorger voor. Als een speler koorts heeft, is er een arts. Geneeskundig kan een betaald voetbaltrainer geen fout meer maken. Met al dat gelul moet je een oud-voetballer die trainer wil worden ook niet opzadelen. Het gaat erom of ik een bal op mijn borst kan opvangen en die op de training dood kan maken, zodat de spelers denken, zo, dat is geen lulletje.

In de sociëteit De Jachthaven liggen ze dubbel van het lachen. ‘‘Maar’’, riep Henk Kranendonk, ‘één troost Theo. Onze vriend Bertus Vlug doubleerde op school zó vaak dat hij op gegeven momenten naast z’n kinderen in de klas zat.’

‘Ik kan me geen prijs herinneren, maar al die spelers bij al die clubs liepen met Theo weg’, weet Jacobs. Jo van Zoest beaamt het. Hij was speler onder Laseroms bij West Riffa in Bahrein. ‘Hoe-ie het flikte weet ik niet, maar hij was er in mijn tijd razend populair. De training deed-ie op zijn janboerenfluitjes, maar hij zette wel een ploeg neer. Bovendien was-ie supergezellig en hij hield iedereen tot vriend. Wel een ontzettende rotzooier, maar aimabel.
Er was één Italiaans restaurant op het eiland en dan moest je een week van tevoren reserveren, maar als Theo naar binnenstapte trok hij de reserveringslijst uit de handen van de ober en wees een naam aan die erop stond.
‘‘Mister Johnson, five persons. Thats me’’, zei hij dan. En als vervolgens een half uur de echte mister Johnson binnenkwam met zijn gezelschap, zei hij doodgemoedereerd met een gezicht alsof hij zich van geen kwaad bewust was: ‘‘Sorry, a coinsidence, we have the same name.’’ Boerenslim was-ie. Als er één speler geweest is die maximaal geprofiteerd heeft van de Europese- en wereldtitel van Feyenoord, dan was hij het. Overal was het mister Laseroms.’

Ineke Laseroms ging tussendoor nog wel eens terug naar Holland ‘en als ik dan weer terug naar Bahrein vloog’, vertelde ze, ‘had ik een tas bij me met worstjes en krabbetjes om een Hollandse erwtensoepavond te kunnen organiseren. Maar ik nam die tas pas mee als ik er zeker van was dat sjeik Kalid Fa Al-Chafi zelf op de luchthaven was om me te ontvangen, want anders durfde ik het niet. Met een tas met rare gerechten kwam je namelijk niet door de douane. Maar de sjeik stond er, want die was gek op die feestjes.’

‘Mag je wel lachen daar dus, Bolle?’, vraagt Rob Jacobs. ‘Nou’, zegt Laseroms, ‘de eerste week op de training speelde ik een vent die op het veld stond een bal door zijn benen. Hij stond wijdbeens. Een dag later kwam er iemand zeggen dat ik dat nooit meer moest doen. Het was ten eerste een belediging en ten tweede was die vent familie van de emir. Ik dacht: dat heb ik weer. . .“

‘Ik ben thuis’, meldt Laseroms op 17 februari 1991. Thuis is Zwolle en hij roept het per telefoon. Hij is, na de rebellie bij PEC naar Turkije vertrokken, en zojuist na anderhalf jaar teruggekeerd.
Hoe was het? ‘Chaos.’
‘Ik had getekend voor Sariyer, en ben die eerste week in Istanbul rondgereden alsof ik een sultan was. Het begon dus goed. In zeven dagen tijd had ik de beste zeven restaurants al helemaal onder de knie en voor mijn gevoel cum laude de kennis van de bouwcultuur uit het Byzantijnse Rijk. De chauffeur die ons rondreed pompte de lessen erin. Overal waar we aten kregen we eerst een rondleiding. Alle restaurants hadden de zuilenstructuur uit de klassieke oudheid. Henk van Ginkel en ik werden getrakteerd op een geschiedenisles waar je kierewiet van werd. En wij maar knikken.
De chauffeur was van beroep tripadvisor, maar hij adviseerde niks, hij nam dominant de leiding. In werkelijkheid kon ik hem wel villen, want in het buitenland wil ik maar één ding en dat is dat ze me afzetten en weer komen ophalen. Maar de man had de creditcard van de club en elke avond zaten we op een terras met uitzicht op de Bosporus. Dat was de andere kant van de medaille. In elk restaurant kon ik ’s avonds gratis naar huis bellen, want Ineke was de eerste week nog niet mee.’

Wel je zakken gevuld?
‘Ik zal je een verhaal vertellen. Na een week komt de eigenaar van Sariyer naar me toe en vroeg wat ik van de stad vond, van het eten en of het hotel naar mijn zin was. ‘‘Could not be better’’, zei ik, en daar loog ik geen woord van.
‘‘Nice’’, zei de man, ‘‘maar mister Laseroms, ik heb één probleem en dat is ook uw probleem, ik stap bij Sariyer op als eigenaar en voorzitter, want ik heb gisteren de stadsverkiezingen verloren en ben geen burgemeester meer.’’
‘‘Daar ben ik lekker mee’’, riep ik in het Engels.
‘‘Daar ben je zeker lekker mee’’, antwoordde hij, ‘‘want ik heb me ingekocht bij Trapzonspor, en je kan mee.’’ Wisselen v

Meer nieuws