Mobiliteit en vervoer

TNO luidt noodklok over verouderde infrastructuur

14-11-23

De komende decennia staat Nederland voor een enorme opgave om de civiele infrastructuur te vernieuwen. Vervanging en renovatie is een essentiële voorwaarde om Nederland veilig, bereikbaar en leefbaar te houden. Volgens TNO moet heel snel begonnen worden met de aanpak van de verouderde infrastructuur.

Het onderzoeksinstituut presenteerde op 14 november het 2e Landelijk Prognoserapport Vernieuwingsopgave Infrastructuur. Op verzoek van de rijksoverheid, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) bracht TNO de omvang opnieuw in kaart.

Aan het eind van de levensduur

De uitgaven voor vernieuwing van wegen, spoor- en vaarwegen, bruggen, tunnels, viaducten, sluizen, stuwen en gemalen bedroegen 1,1 miljard euro in 2021. TNO verwacht dat de jaarlijkse kosten volgend jaar het dubbele zijn. Over 20 jaar is 3,4 miljard per jaar nodig. De totale kosten van de vernieuwingsopgave tot 2100 worden geraamd op 260 miljard.

Gezamenlijk beheren het rijk, de twaalf provincies, 342 gemeenten en 21 waterschappen onder meer 141.000 kilometer aan wegen, 5.700 kilometer vaarwegen, 7.000 kilometer spoor en tienduizenden civiele constructies. De totale waarde is 347 miljard euro. 

Deze infrastructuur veroudert en nadert het einde van de levensduur. Het gebruik ervan is intensief en bovendien vaak zwaarder dan destijds bij de bouw voorzien. 

Gemeenten

Het eerste prognoserapport dateert uit 2021. Ook toen luidde TNO de noodklok. Nu heeft het instituut een nauwkeuriger analyse kunnen maken van de verschillen in kosten bij type beheerders. Het grootste deel van de geprognosticeerde kosten, circa 55 procent, blijkt bij de gemeenten te liggen. Vergeleken met de uitgaven van 0,5 miljard in 2021, verdubbelen de jaarlijkse kosten voor gemeenten naar 1,3 miljard in de komende tien jaar. Daarna stijgen de kosten verder tot 1,8 miljard in de periode 2031-2050. 

Deze stijging komt vooral doordat de gemeenten meer dan 80 procent van de civiele constructies beheren. Van de totale geprognosticeerde kosten ligt verder ongeveer 9 procent bij provincies, 13 procent bij waterschappen en 23 procent bij landelijke beheerders Rijkswaterstaat en ProRail.

Prognoses schieten tekort

Naast de getalsmatige analyse heeft TNO ook 20 prognoses inhoudelijk bestudeerd. Opvallend noemen de onderzoekers het dat meer dan de helft van deze prognoses niet verder kijkt dan 50 jaar, terwijl de levensduur van veel objecten 60 tot 80 jaar is. Bovendien ontbreekt het nog vaak aan consistente gegevens over objectbouwjaren, levensduur en kostenkengetallen. 

TNO adviseert beheerders om betere prognoses te maken. Dat geldt vooral voor de gemeenten en provincies die dat nog niet hebben gedaan. Op basis hiervan kunnen beheerders zich beter voorbereiden op wat hen te doen staat – ook financieel.

Knelpunten in de bouw

NO wijst erop dat de vernieuwingsopgave op zichzelf al een enorme klus is. Zeker met bestaande knelpunten in de bouwsector, zoals tekorten aan arbeidskrachten en bouwmaterialen en stijgende prijzen. ‘Daarbij komt nog de uitdaging om de noodzakelijke vervanging en renovatie in toenemende mate klimaatneutraal uit te voeren dus met zo min mogelijk uitstoot van CO2 en stikstof en met zoveel mogelijk circulair bouwen met hergebruik van materialen.’ Extra reden volgens TNO om (meer) in actie te komen.

In het rapport doet TNO een aantal aanbevelingen voor de beheerders van infrastructuur. Op de eerste plaats moet de urgentie duidelijker op de kaart worden gezet. Er zou samenwerking moeten komen tussen beheerders op verschillende bestuursniveaus en een integrale aanpak vanuit ministeries om voor effectieve regie te zorgen. Ook moet worden nagedacht over de oprichting van een vernieuwingsfonds voor de civiele infrastructuur.

foto: De Merwedebrug bij Gorinchem is een van de kunstwerken die vervangen moet worden. (foto Tekst & Toebehoren)

Meer nieuws