Rotterdam

1973 weinig olie, autoloze zondagen 2023 weinig gas, dikke jassen

22-05-23

Weinig olie, dan stille straten. Weinig gas? Hoge prijzen of stervenskoud. Helemaal vergelijkbaar is de huidige energiecrisis niet met 50 jaar geleden, maar er zijn naast productschaarste twee duidelijke connecties. In beide gevallen is er oorlog en speelt de Europese inmenging in het conflict de hoofdrol.  

Verder zijn eigenlijk alleen de kopstukken gewijzigd. Israël-Egypte is nu Rusland-Oekraïne. Golda Meïr versus Sadat in ruil voor Zelensky contra Poetin. En dan hebben we ook nog Vattenfall en Eneco, die de rollen overgenomen hebben van Shell en BP. 

1973. Grote verwondering in Nederland als de regering Den Uyl in november van dat jaar moet besluiten tot een autoloze zondag omdat de olieproducerende Arabische landen de Europese steun aan Israël niet kunnen waarderen. De nieuwe generatie weet werkelijk niet wat haar overkomt. Horeca Nederland rekent geschokt als allereerste uit dat dit voor de 35.000 cafés en restaurants een verlies gaat betekenen van 35 miljoen gulden. 

Op die eerste autoloze zondag (4 november 1973) rijdt de spelersbus van Feyenoord met een opgelegde maximale snelheid van 100 kilometer per uur eenzaam over de A58 en A2 naar Roda JC. De KNVB heeft namelijk niet alle competitiewedstrijden op tijd kunnen vervroegen. Ajax reist naar MVV. De spelersbussen hebben een ontheffing; zelfstandig chaufferende sportjournalisten ook. Het ministerie van Verkeer heeft er halsoverkop 20.000 uitgegeven voor bijzondere beroepen. 

4.000 kilometer van Nederland staat het Midden-Oosten in 1973 opnieuw in brand met als gevolg dat de belangrijkste OPEC-landen hun miljardenwinsten omwisselen voor gelouterde miljoenenwinsten en geleidelijk de oliekranen naar West-Europa dichtdraaien. Wereldwijde correspondenten hebben het al maanden van tevoren zien aankomen. 

Die koning Feisal, dat vind ik net Oliebaba en de veertig rovers

Het geroezemoes begint in Algerije. Vervolgens is het Syrië die de pijpleiding sluit naar de verschepingshavens van Irak. Dat scheelt al 600.000 vaten elk van 160 liter per dag. Kort daarop halveert de Sjah van Perzië z’n productie en staakt Saoedi-Arabië z’n aanvoer naar de Libanese oliehavens Tripoli en Sidon. Shell zegt er weliswaar nog weinig van te merken, maar BP stuurt al geen tankers meer die richting op. Langzaam maar zeker begint Nederland te beseffen dat het weleens menens zou kunnen worden met het autoloze zondag-dreigement. Maar de vakbonden vrezen meer. 
Vooral massale werkeloosheid. 

Ook Engeland is paraat. Het drukt als eerste land benzinebonnenboekjes en legt ze klaar in de postkantoren. Het vaste land volgt. En dan zijn er ook nog de berichten van de Nederlandse zwartrijders, die het heel lang verdommen om wegenbelasting te betalen, maar nu in rijen van twee bij de loketten van de Belastingdienst staan. Ze faken een sorry van onwetendheid uit vrees buiten de boot te vallen voor het geval het bonnensysteem ook in Nederland wordt ingevoerd.  

Begin 1972 speculeren de Nederlandse dagbladen voor het eerst over de kansen op een autoloze zondag als de moeizame onderhandelingen van de grote olieconcerns met de productielanden wereldnieuws worden. Perzië ligt dwars. Ook Koeweit. Er is opvallend veel solidariteit in het Arabische werelddeel als de spanning tussen Israël en Egypte oploopt. Een drastische beperking van de aardoliedistributie lijkt voor Europa onafwendbaar, maar net als nu bij de klimaatcrisis, is Nederland braaf een de weinige die maatregelen neemt.

De schrik zit er bij de regering goed in, omdat de eigen oliecapaciteit niets voorstelt. Die van het Drentse Schoonebeek is al geruime tijd gedaald naar 3.000 m3 per dag. Eigenlijk resteert er in eigen bodem nog maar 7 procent van het benodigde totaal. Het Noordzee-project is nog niet in een stadium van realisatie en de ontdekte velden in het Westland en Rotterdam-IJsselmonde spelen geen rol van betekenis. Het is allemaal geen aanlokkelijk vooruitzicht voor het moeizaam tot stand gebrachte meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. 

Niettemin vrolijkt minister-president Joop den Uyl z’n toen nog trouwe volgers op met de geruststelling dat hij altijd een olievoorraad van twee maanden in petto houdt. Nederland is dan wel inmiddels al een derde van de 68 miljoen ton olie kwijt die het jaarlijks invoert. Naast de autoloze zondag jammert Den Uyl ook voor het eerst over de invoering van een bestedingsbeperking en moeten van zijn geldminister Ruud Lubbers de gordijnen dicht en de thermostaat lager. Het adagium is: doof de waakvlam. 

Het is een vreemde gewaarwording op zondag 4 november 1973: wandelende mensen met een Kodak-camera over hun schouders om elkaar op de rijksweg op de foto te zetten. Het is een stille sensatie, die eerste dag. En ook op de tweede autoloze zondag is er nog weinig paniek. Maar als aan het einde van dat jaar de maatregel nog steeds niet is teruggedraaid en er inmiddels al vijf zondagen alleen touringcars, taxi’s, auto’s van artsen en journalisten, alsmede ambulances en politie- en brandweerwagens in de straten te zien zijn, begint Nederland zich toch af te vragen: hoe lang nog? Minister Westerterp van Verkeer voorspelt blijvend twee autoloze zondagen per maand en een nooit meer te verhogen maximumsnelheid van 90 kilometer per uur. Zelfs het kerkbezoek in de meest kerkse dorpen is intussen tot de helft gereduceerd. 

De enigen die winnen zijn de creatieven. Rijwielhandelaar Van Steijn in Zoeterwoude ontwikkelt naar het idee van de melkbussenkar de fietskruier: een aanhangwagentje om kleine kinderen in te vervoeren. Het is de voorloper van de GroenLinkse bakfiets. De aankoop van fietsen is trouwens volop booming en ook het aantal aanvragen voor een telefoonaansluiting groeit. En op oudejaarsavond zegt conferencier Wim Kan dat de hele toestand hem eigenlijk prima bevalt. ‘Heb je de plaatjes gezien van de spoedvergadering in Koeweit? Al die sjeiks, van heinde en verre aangehold, zo uit de harem, de lakens nog over hun koppen. Die koning Feisal, dat vind ik net Oliebaba en de veertig rovers.’

Vanaf eerder die maand geldt het vooruitzicht van de oliebonnenkaart. Vijftien liter per week. Met een nieuw doorgedrukte machtigingswet van minister Boersma van Sociale Zaken kan de regering bovendien ingrijpen op lonen, inkomsten en prijzen. Zonder morren ondergaat Nederland de overheersing en rantsoenering. 

Als op 6 januari 1974 om 24:00 uur de laatste autoloze zondag voorbij is, kan er de dag tevoren nog zonder bonnen worden getankt. Daarna wordt het allemaal mondjesmaat. De toewijzingen voor zakelijke kilometers moeten op vrijdag 4 januari door alle distributiekringen zijn afgewerkt en de machtigingen zijn gepost. De aanvankelijke toewijzing van vijftien liter voor privégebruik is weliswaar verhoogd tot twintig liter, maar echt jofel voelt Nederland zich er niet bij. 

Hans Venneker, de rechtsback van Sparta, woont aan de kust in Rockanje en kan op die manier niet dagelijks in Rotterdam trainen. Zijn probleem is symptomatisch voor andere betaald voetbalclubs en de duizenden bedrijven. Iets minder voor hun buitenlandse medewerkers, want die mogen gemazzeld zelfs 30 liter per bon tanken. Wel kost hun bon een rijksdaalder en moeten zij bovendien betalen voor een speciale stamkaart.

Maar het distributiesysteem wordt een farce. Zodra de eerste berichten de ronde doen dat het bij nader inzien eigenlijk allemaal wel meevalt met die stagnatie van de olieaanvoer en tot stomme verbazing van zelfs het kabinet tanker na tanker vol vanuit het Midden-Oosten de haven van Rotterdam binnenvaart, is er op ’t laatst geen pomphouder meer die om een bon vraagt. En zo komt op 4 februari 1974 een onofficieel einde aan de oliecrisis in Nederland, die de horeca niet de aanvankelijk ingeschatte 35 miljoen gulden heeft gekost, maar 90. Vooral door de klappen die de wegrestaurants opliepen. 
En de Nederlandse Spoorwegen? Over negen autoloze zondagen dikke winst: 7,7 miljoen extra inkomsten.

Meer nieuws