De navel van de (kunst)wereld

09-08-15

In Gorinchem is deze zomer iets bijzonders aan de hand. Op 6 juni opende prinses Beatrix het derde Symposion. Een groot evenement, waarbij op vijftien binnen- en buitenlocaties – dertien in Gorinchem, twee in Woudrichem – meer dan vierhonderd werken te zien zijn van 173 kunstenaars. Tot eind augustus, en gratis toegankelijk.

Beatrix heeft een opmerkelijke band met het gebeuren. In 1974 opende zij als kroonprinses het eerste Symposion, in 2005 het tweede als koningin, en nu was zij er weer. Zij houdt van kunst en zeker van de constructivistische kunst die een dominante plaats heeft in het stadsbeeld van Gorinchem. Niet voor niets bevindt zich daar een sculptuur van Ad Dekkers dat internationaal een hoogtepunt is in het constructivisme.

Deze ontwikkeling heeft een voorgeschiedenis, waarbij 1974 een draaipunt is. In de jaren zestig kreeg Gorinchem regelmatig aandacht in de media, wanneer de toenmalige burgemeester Ridder  van Rappard bizarre aanvallen deed op kunstenaars uit zijn gemeente of referaten hield over de ondergang van de beschaving. Toen hij met pensioen ging, staken kunstenaars, ondernemers, politici en betrokken burgers de koppen bij elkaar. Zij hadden er genoeg van om in de landelijke pers voor joker te staan. Daarom wilden zij een evenement organiseren waarmee zij de rest van Nederland voorbij zouden lopen. Door dat initiatief wilden zij tevens afrekenen met het dedain waarmee de stad – met name Amsterdam – naar de provincie keek. In 1962 exposeerden Jan van Munster en Ad Dekkers in kunstcentrum ’t  Venster in Rotterdam onder de titel “De Boeren”. Zelfspot met een snuifje bitterheid, maar het getuigde ook van een heilig vertrouwen in de eigen kwaliteit. Gorinchem, een stadje van 30.000 inwoners, heeft in de tweede helft van de twintigste eeuw relatief veel uitstekende kunstenaars voortgebracht.

Ad Dekkers: Symposion sculptuur, 1974, beton, 400 x 600 x 50 cm

Uitzonderlijk initiatief 

Ondernemers waren in 1974 nauw betrokken bij het eerste Symposion. Dat leidde tot een uitzonderlijk initiatief, in Nederland nog niet eerder vertoond. Zestien internationale kunstenaars werden uitgenodigd om een sculptuur te ontwerpen en die in fabrieken of werkplaatsen van Gorcumse bedrijven te (laten) realiseren. Veel van de kunstwerken die toen ontstonden, zijn nu niet meer weg te denken uit het stadsbeeld. Tevoren, in de tijd van Van Rappard, werd dat gedomineerd door kabouters en beelden van kleine huisdieren. Zo werd Gorinchem van een stadje van niks een stad van alles.

‘Zonder de inbreng van het bedrijfsleven was het Symposion niet van de grond gekomen’, zegt Bert van Meteren, in 1974 als prominent tijdschriftenman een van de initiatiefnemers en nu, 41 jaar later, als 86-jarige, nog steeds de centrale figuur. ‘Wij wilden destijds niet langer te boek staan als een stad van zonderlingen, maar wel iets uitzonderlijks verwezenlijken. Dat is gelukt. Mede daardoor is tussen kunst en bedrijfsleven een warme relatie ontstaan. Tot op de dag van vandaag.’

Cultuurstad

Zelf heb ik dat ervaren in 1998. Gorinchem was toen Cultuurstad van Zuid-Holland. In het kader daarvan was ik, samen met Gosse Oosterhof, curator van een grote tentoonstelling in Slot Loevestein en het Gorcums Museum. De Industriële Kring Gorinchem was hoofsponsor van die expositie. Tijdens gesprekken die ik toen had met ondernemers (‘Leg eens uit, Jan, waarom wij geld moeten steken in kunst’) werd mij duidelijk dat zij eigenlijk een nieuw Symposion wilden en hun uitleg was simpel: er is in 1974 iets gebeurd, waardoor de bevolking het decennia later doodnormaal vindt dat overal in de stad constructivistische beelden staan. Die mentaliteit en dat begrip voor kunst tref je nergens aan, meenden zij. Terecht. In Gorinchem is de liniaal een toverstaf.

De artistiek leider van het Symposion Bert van Meteren (r) in 2005 met koningin Beatrix. Links van de koningin toenmalig voorzitter prof. Martien de Voigt.

In 2005 was het zo ver, de tweede editie van het Symposion, volkomen anders dan de eerste. De hele stad deed mee. Het evenement was niet alleen gericht op beeldende kunst, maar ook op design, mode en glas. Duizend schoolkinderen hingen hun eigen kunstwerken aan waslijnen in de binnenstad. Met Bert van Meteren heb ik toen vrijwel alle locaties bezocht. Het resultaat was een boek: “Werken aan de toekomst van een cultuurstad”. Bij de presentatie in de schouwburg zei Bert: ‘Over tien jaar gaan we we weer aan de slag.’

En dat is gebeurd. Met Beatrix, met Bert, met 173 kunstenaars. Opnieuw een evenement dat  anders is dan de vorige edities. De focus ligt nu op kunst uit de twaalf provincies. In elke provincie heeft een ambassadeur uit het netwerk van Bert een tiental kunstenaars geselecteerd, vaak met een zekere voorkeur voor het constructivisme, tenslotte de beeldtaal die in Gorinchem het liefst wordt gesproken. Dat heeft tot opmerkelijke inzendingen geleid. Zo koos Siebe Hansma voor Groningen  jongens en meisjes van een jaar of 23, terwijl  zijn collega Gerrit Bosch voor Noord-Holland in zee ging met kunstenaars als Marinus Fuit en Jeroen Henneman, die de grootvaders van de Groningers hadden kunnen zijn. De selectie voor Zuid-Holland werd gemaakt door Yvonne Koorengevel en Govert Visser uit Schiedam.

Het is altijd de moeite waard om Gorinchem te bezoeken, een prachtig vestingstadje met leuke horeca. Deze zomer is dat zeker het geval. In de twee toplocaties, het Tolhuis en de Oude Doelen, beide aan de Molenstraat, worden honderden kunstwerken van bekende en onbekende kunstenaars getoond. En ook het buitengebeuren is interessant. Op de Bagijnenwal zijn behalve beelden ook vier praathuisjes en een theetuin. Gorinchem is even de navel van de (kunst)wereld.

Tekst: Jan Donia
Fotografie: Symposion Gorinchem, Joop van Meteren 
 

Ryszard Winiarski: twee ruimtelijke vormen, opgebouwd uit kubussen (250 x 250 x 250 cm elk), 1974, zwart-wit gelakte aluminium platen

Meer nieuws