Raemon Sluiter: sporticoon tegen wil en dank

21-09-17

Rotterdamse Sporticonen wil Rotterdamse sporthelden eren én meer kinderen aan het sporten krijgen, in het bijzonder kinderen in kwetsbare posities. Om dat te bereiken organiseert de stichting gratis jeugdsportevenementen als jaarlijkse traditie, onder de naam van (en vaak ook met medewerking van) Rotterdamse sporticonen. Tennisser Raemon Sluiter is er daar één van. Althans, dat vindt de organisatie…

‘Nee, zo zie ik mezelf zeker niet’, zegt Sluiter beslist. ‘Coen Moulijn en Willem van Hanegem, dat zijn iconen. Mannen die de hele stad met enige regelmaat in vervoering hebben gebracht. Ik ben echt wel trots dat ik in zo’n rijtje sta hoor, met dat soort namen, maar ik doe vooral graag mee omdat ik het belangrijk vind dat we zoveel mogelijk kinderen aan het sporten krijgen.’

Doe je jezelf dan niet tekort?
‘Nee joh! Ik snap dat het tennisgedeelte ook ingevuld moest worden en dat ze dan bij gebrek aan beter bij mij terechtkomen. Op nationaal niveau ben ik ook echt wel goed geweest. Er tennissen best veel mensen in Nederland. Als je dan de nummer 1 bent… Maar wereldwijd heb ik alleen in de marge meegedaan. Meer kan ik er echt niet van maken. Als je nooit de tweede week van een Grand Slam hebt gehaald…’

Voelt dat nou echt zo?
‘Het wás gewoon zo. Ik heb wel tegen al die gasten gespeeld. Zes keer tegen Federer, nog een paar setjes gepakt. Dat is wel leuk. Als ik nu als trainer van Kiki Bertens op een toernooi ben, loopt Federer me echt niet voorbij hoor. En bij mijn ouders hangt een poster van een ABNAMRO-toernooi met de aankondiging: Nadal-Federer-Monfils-Sluiter. Als ze zouden vragen wie hoort er in dit rijtje niet thuis, zou ik het ook wel weten, maar ik sta er wel op hè?!’

Je hoort wel eens van sporters dat ze pas na hun carrière gaan beseffen hoe bijzonder hun prestaties waren…
‘Bij mij is het eerder andersom. Ik word steeds
kritischer op mezelf. Ook omdat ik nu als coach permanent bezig ben om te kijken wat er beter kan. Dat geeft me achteraf ook weer een andere kijk op wat ik zelf heb gedaan.’

Zoals?
‘Nou, toen ik 23 jaar was, ben ik in Amsterdam gaan trainen. Vijf dagen in de week om kwart voor zeven in de auto. Dan daar twee keer trainen, ook weer in de file terug en hier nog conditietraining bij Errol Essajas. Dat was waarschijnlijk te veel. En hoe ik met voeding bezig ben geweest… Niet heel slecht, maar niet goed genoeg. Dat nam ik niet zo nauw. Met de persoonlijke verzorging ook niet. Eén keer in de twee weken een massage; als je keihard traint is dat gewoon te weinig. Daar heb ik echt steken laten vallen.’

Wat heb je wel goed gedaan?
‘Keihard gewerkt! En weinig gezeurd. Ook als het zwaar was. Zeker tot m’n 24e. Daarna wel iets minder hoor. Daar kijk ik dan ook weer kritisch naar. En wat ik er van heb geleerd, probeer ik nu over te dragen aan Kiki.’

Zijn dat lessen waar onze Friends in Business ook nog iets mee kunnen?
‘Nou, ik word wel eens moe van die verhalen van ex-topsporters die het dan opeens allemaal zeker weten. 1 + 1 = 3. Tsja… Winnaars hebben een plan, verliezers een excuus… Ik ben meer van de praktijk. Maar er zijn natuurlijk wel raakvlakken. Doelen stellen, focus, hard werken, open staan voor kritiek, steeds beter proberen te worden. Eigenlijk is Kiki ook een bedrijf. Het gaat om haar als sportvrouw, maar als je ziet wie daar allemaal mee te maken hebben…’

Je bent heel open geweest over een moeilijke fase in je privéleven. Heb je als trainer nog iets aan wat je toen hebt meegemaakt?
‘Poeh… Ik ben vooral dankbaar dat het nu beter gaat. Het is wel zo dat ik beter kan relativeren, maar daar heb je in de topsport eigenlijk weinig aan. Het was ook geen toeval dat het in mijn carrière minder ging toen m’n opa en oma ziek werden en daarna met het overlijden van m’n nichtje en de problemen met m’n ex-vriendin. Ik kon die dingen niet scheiden. En dan ging ik relativeren: dit is toch veel belangrijker dan je tenniscarrière. Dat is in principe ook zo, maar als topsporter helpt je dat helemaal niet. Het enige dat het me heeft gebracht, is dat ik mezelf beter ken, dat ik het blijkbaar in me heb om in verdriet te verdrinken, tegen depressiviteit aan. Verder niets…’

Misschien ben je dáárin wel een icoon, dat je zo kwetsbaar en open durft te zijn…
‘Nou, het zou wel mooi zijn als anderen daar misschien iets aan hebben gehad. Zo sta ik er zelf
eigenlijk ook in. Ik ben nooit bezig geweest met grote idolen. Ik had vroeger één poster op m’n kamer, van André Agassi. Die vond ik gewoon tof, met z’n lange haar en z’n spijkerboekie. Maar verder voel ik me vooral aangetrokken tot wat ík grote verhalen vind. Iedereen heeft z’n eigen verhaal, maakt echt niet uit of je nummer 1 of nummer 100 bent. Dat vind ik prachtig.’

Bijvoorbeeld?
‘In Amerika, op ESPN, heb je een programmareeks 30 for 30. Dan zit ik te kijken naar het grootste talent van heel Amerika in het college-football die op het punt staat om een mega-contract als prof te tekenen, maar bij het stoeien met een vriend alles in z’n knie afscheurt en nu in zo’n vrachtwagentje pakjes bezorgt. En die Amerikanen kunnen dat heel filmisch vertellen. Dan kan je mij wegdragen. Daar heb ik eigenlijk veel meer mee dan met wat ze
iconen noemen…’

Meer nieuws